De Groote Stooringe | Albrecht Rodenbach

De Groote Stooringe

Vliegt de Blauwvoet? Storm op Zee!

De jonge Vlaming speelt een belangrijke rol in het groeiend flamingantisme dat zich in de loop van 1874-1875 bij zijn klasgenoten van de poësisklas manifesteert. Op het jaarlijkse superiorsfeest, waar naar gewoonte één Vlaams en één Frans lied worden gezongen, besluit de poësisklas om twee Vlaamse liederen te zingen. Beide liederen, Het lied der dichters en Het lied der Vlaamsche Zonen (De Blauwvoet), zijn door Albrecht geschreven. Dit incident leidt tot een conflict met de schooldirectie en leeft voort in de herinnering als ‘De Groote Stooringe’.

Het lied der Vlaamsche Zonen

Voor Het lied der Vlaamsche Zonen haalt Albrecht zijn inspiratie uit de roman De Kerels van Vlaanderen van Hendrik Conscience.

Het refrein van het lied, "Vliegt de Blauwvoet? Storm op zee!", groeit uit tot strijdkreet van de Blauwvoeterij. Deze studentenbeweging geniet de steun van enkele Vlaamsgezinde leraren en krijgt vorm na de kleine revolte tijdens het superiorsfeest. Samen verzetten ze zich tegen de verfransing en de vrijmetselarij.

Vanaf de zomer van 1875 starten enkele Roeselaarse scholieren met de uitbouw van een netwerk van West-Vlaamse spelersgilden met het oog op de bevordering van de katholieke Vlaamse beweging door de opvoering van Vlaamsgezinde toneelstukken.

De Sint-Jansgilde, een toneelkring van Roeselaarse studenten, ziet als eerste het licht. Albrecht wordt hoofdman van deze vereniging en schrijft twee stukken: De Gilde, tafereel uit de Kerelstijd en De wacht over Vlaanderen, die datzelfde jaar nog worden opgevoerd.

In zijn laatste humaniorajaar (1875-1876) schrijft Albrecht regelmatig bijdragen voor de Almanak en De Vlaamsche Vlagge. De publicaties verschijnen in deze West-Vlaamse studentenbladen en zijn gericht op de vereniging van de Vlaamsgezinde jeugd over heel Vlaanderen.